Eikenhout; hoogte 89 cm
Atelier Meester van Elslo; ca.1520-1530
Dit gaaf bewaarde beeld toont de heilige Barbara met haar toren met drie ramen als belangrijkste attribuut. Volgens de legende werd zij door haar vader hierin opgesloten. Hij wilde verhinderen dat zij nog contact zou hebben met de christenen. De palmtak wijst op haar martelaarschap en het boek op haar verdediging van de heilige Drie-eenheid. Haar kleding wijst op een voorname afkomst.
Kenmerkend bij de beelden van de Meester van Elsloo is de uitholling over de gehele lengte aan de achterzijde van het beeld. De holte wordt dan afgedicht met eikenhouten panelen. Op de nog aanwezige, originele exemplaren lopen de vormen van de haren en de mantel verder door. Ook de neogotische polychromie, waaronder oudere verflagen zitten, loopt door op de achterzijde.
De meest wonderlijke verhalen zijn in de loop der eeuwen over de heilige Barbara in omloop gekomen. Zij wordt voor het eerst genoemd in een legende uit de negende eeuw. Zij zou aan het einde van de derde eeuw als dochter van ene welgestelde heidense vader Dioscorus in het huidige Izmid (Turkije) zijn geboren. Vanwege haar schoonheid, haar geleerdheid en haar zuivere inzichten zou zij alom zijn bewonderd. Rijke jongelingen die naar hand dongen wees steeds zij af. Aangetrokken door de nieuwe godsdienst van het christendom, zou zij zich buiten weten van haar ouders hebben laten dopen.
Haar vader, een fanatieke christenvervolger, zou haar in een toren met twee vensters hebben opgesloten om contact met de christenen te voorkomen. Barbara zou het echter tijdens afwezigheid van haar vader klaargespeeld hebben om er een derde venster in te maken, om zo de heilige Drie-eenheid als symbool van haar geloof in de muur zichtbaar te maken. Dit deed de vader in zo grote woede ontsteken dat hij haar voor de rechter liet slepen.
Veroordeling tot de vreselijkste martelingen kon haar niet afbrengen van haar geloof. Christus zelf en ook engelen zouden, na deze en volgende folteringen, haar wonden verzorgd hebben. Haar vader zou haar uiteindelijk eigenhandig hebben onthoofd. Na deze daad zou hijzelf door de bliksem dodelijk getroffen zijn. (Een van de vele verhalen rond de heilige Barbara).
Haar sterfjaar zou in het jaar 306 zijn geweest.
Haar verering is pas in de negende eeuw ontstaan naar aanleiding van de verspreiding van bovengenoemde legende. Zij is beschermheilige tegen bliksem, onweer en storm. Zij wordt vooral aangeroepen voor een zalige dood. Zij wordt verder nog vereerd als patrones van o.a. klokkenmakers en klokkengieters, mijnwerkers, artilleristen (allen die met springstoffen omgaan), brandweerlieden (Explosieven Opruimings Dienst) en grafdelvers.
In 1485 wordt er in deze kerk een altaar gewijd aan de H. Barbara.
Heel belangrijk voor de middeleeuwse mens was te sterven in staat van genade. Men hoopte en bad altijd dat men in het uur van sterven de tijd en de gelegenheid mocht krijgen om de laatste H. Sacramenten te ontvangen. In vele kerken bad men daarvoor tot de H. Christoffel, in onze en andere kerken riep men daar de H. Barbara voor aan. Men geloofde zelfs dat, als men de H. Barbara goed in de ogen had gekeken, men die dag niet plotseling, dat wil zeggend niet zonder Laatste sacramenten, zou sterven.
Barbara maakt deel uit van de z.g. veertien noodhelpers waarvan zij, samen met de H. Margaretha en de H. Catharina, de vrouwelijke tak vormt en waarmee zij tot aan de vijftiende eeuw tot de meest vereerde vrouwelijke heiligen behoort.
Haar feestdag was 4 december. In 1969 is zij uit de liturgische kalender geschrapt omdat er geen enkel zakelijk bewijs was te vinden voor haar historisch bestaan.